
Grove den (Pinus sylvestris) (herkenbaar aan de rood toe lopende stammen) is oorspronkelijk een exoot maar wordt ook als ingeburgerd beschouwd. Is net als de ruwe berk/zachte berk (Betula pendula en Betula pubescens) een pionier en heeft veel licht nodig nadat ze gekiemd zijn. (Vermoedelijk ook voor het kiemen zelf maar dat weet ik niet zeker)
Lariks (Larix spec.) en de overige dennensoorten zijn exoten maar je ziet ze nog veel in bossen voor de houtproductie. Ook deze soorten hebben veel licht nodig.
Verzamelen van dennenzaden is niet heel moeilijk. Als je dichte kegels kan vinden die al wel afgerijpt zijn (Niet groen?) kan je deze droog wegleggen in een bakje (bijv. bij een verwarming) Dan zullen ze binnen een korte tijd openspringen.
Overigens zijn er een hele zooi verschillende soorten cultivars/soorten van berken, lariks, dennen en ook esdoorn. Dus van welke soort je precies zaden verzamelt kan wel eens lastig zijn. Met name berken en lariks willen nog wel eens onderling kruisen.
Verder verschilt de standplaats nog wel eens. Ruwe berk kan bijv. vochtiger staan dan zachte berk. Voor wilgen zit er ook verschil in. De boswilg (Salix caprea) ook wel waterwilg genoemd heeft bijv gemiddeld het liefst een wat drogere standplaats dan andere wilgensoorten.